Wat een mooi vak!

Het is de tweede keer dat ik op bezoek kom bij Fleurine van Houten. Zodra ik de afspraak gemaakt had met haar persoonlijk begeleider was ik er al vrolijk over. Eindelijk mijn vak uit kunnen oefenen, als harptherapeute, één op één, en ja, wat is dat dan?

Naast alle theoretische kennis die ik al voor mijn harpiste-opleiding aan het conservatorium tot me nam, komt het er in de praktijk vooral op aan om te voelen, mee te voelen. Ik pak mijn harp uit, zoek een plekje om te zitten en wacht tot Fleurine binnengebracht wordt. Er was een man op de gang die met zijn rollator heen en weer wandelde. Het leek alsof hij aan het werk was en iets belangrijks aan het doen was. Ik zoek zijn wandelritme op en begin zachtjes te spelen in zijn tempo. Dan komt Fleurine binnen. Ze is onrustig en verdrietig. Daarmee kan ik aan het werk.
Ik ben hier niet om haar op te peppen met een vrolijk liedje. Ik ben hier om met haar samen te zijn en met haar te communiceren via de harp. Haar stress uit zich in nerveuze bewegingen. Vooral van haar handen. In mijn spel zoek ik een tempo wat net iets trager is dan haar bewegingen en speel treurige motieven. Via de klanken zeg ik eigenlijk, “Ach Fleurine, rustig maar, ik ben bij je, ben je zo treurig? Ja, dat kan ik snappen. Ik ben treurig met jou.” Ik speel geen ‘liedjes’ of ‘stukjes’ op mijn harp. Ik improviseer en reageer in mijn spel op wat er met haar gebeurt. Trager en trager beweegt haar lijf, en ik ga mee, speel trager en trager, totdat ik uitkom bij enkele losse klanken. Er is een klank die een soort vertrouwen teweegbrengt, de ‘kwint´ heet die klank.  Ik voeg hem in mijn trage improvisatie in en zie haar handen nu losjes in haar schoot liggen. Fleurine zucht en ontspant en ik stop even met spelen om haar te begroeten. Omdat ze haar ogen dicht heeft leg ik mijn hand in de hare en spreek haar naam uit. Als ik probeer mijn hand weer terug te trekken knijpt ze in mijn duim en laat niet los. Er zit niets anders op om dan maar met een hand verder te spelen. Fleurine zakt naar rechts verder weg in de ontspanning en omdat ik bang ben dat ze zal vallen besluit ik om naast haar te gaan zitten. Ik speel nu geen treurige muziek meer, maar meer zacht kabbelende geluiden, vergelijk het met de zee, de wind, wat vrolijke tinkeltjes hier en daar. Ze zakt met haar hoofd tegen mijn wang en we zitten daar hand in hand als twee oude vriendinnen. Ik speel ongeveer: “Zie je Fleurine, nu is het goed toch, zo samen? Rust maar lekker en geniet nog een beetje van de klanken.

Als Patricia met vochtige ogen binnenkomt om haar op te halen kan ik het idee dat ze nu weer terug de drukke huiskamer in zou moeten niet verdragen en besluit te blijven. Fleurine zit er zo heerlijk bij nu. Ook ik pink een traantje weg. Dan speel ik weer en mijn spel verandert naar de sfeer van een kinderliedje. Ook daar voeg ik een speciale klank in, de ´terts´ heet hij, die een soort gevoel van geborgenheid teweeg kan brengen. En dat hier ook duidelijk doet. Nu zijn we eerder twee kleine kinderen die met elkaar spelen. De klank komt ook voor in de melodie: “FLEU-HU-RIEN- KO-HOM JE SPE-HE-LEN? Ik meen een piepklein glimlachje te zien op haar gezicht. Als het nu echt tijd is om haar naar de huiskamer te brengen help ik Patricia en gaan we neuriënd door de gang.

Wat een mooi vak. Ik kom graag terug.
Anna Clijsen